VCMB Blog met Johan Geeroms Risk Director bij Euler Hermes
In deze terugkerende blog bieden wij een betrokken VCMB-lid het podium om te vertellen wie ze zijn, wat ze doen en hoe zij kijken naar ontwikkelingen binnen hun expertise van de credit management sector, én natuurlijk om te horen hoe hun ervaring met het VCMB is.
Deze keer een bijdrage van Johan Geeroms, Risk Director bij Euler Hermes over de ontwikkelingen op de moment binnen Creditmanagement.
Heterogeen herstel van de economie / wat zijn de obstakels die een herstel van de economie vertragen.
We kunnen in het algemeen stellen dat de economie , zowel wereldwijd als in de Eurozone en Nederland zich relatief goed hersteld heeft. Echter de mate waarin het herstel gebeurt is heterogeen zowel geografisch als naar sector toe.
Het behoeft geen betoog dat de evenementensector, de horeca, de reissector verre van hersteld zijn. Met de opkomst van verschillende Covid-varianten, ziet het er niet naar uit dat dit snel zal gaan gebeuren.
Obstakels
Bedrijven in deze sectoren zijn rechtgehouden door de zeer expansieve subsidiepolitiek van de respectievelijke overheden. Nederland heeft de economie fors kunnen steunen omdat de staatsschuld ten opzichte van het BNP relatief laag is en we hiermee bij de beste van de Eurozone behoren. Het eerste obstakel is het uitstel van belastingschuld wat bedrijven moeten terugbetalen. De terugbetalingsperiode van 36 maanden is niet voor niets uitgebreid naar 60 maanden. Het is zoals het gedeelte van de ijsberg dat onder de waterlijn ligt.
Een 2e obstakel is dat door excessieve subsidiepolitiek ook zogenaamde ‘ zombiebedrijven ‘, als ze aan de voorwaarden voldeden mede hiervan hebben kunnen genieten. Het was de bedoeling van de overheid om bedrijven die levensvatbaar waren doormiddel van deze subsidies over de ‘ liquidity gap ‘ heen te tillen.
Wat betreft de definitie van zombie bedrijven zijn er verschillende criteria van academici beschikbaar, maar de grootste gemene deler is dat dit bedrijven zijn waarbij gedurende een periode van 3 jaar de EBITDA onvoldoende is om de rentelasten af te lossen. Deze bedrijven kan je als een soort ‘collateral damage‘ van de goedbedoelde staatssteun beschouwen. Het zijn vaak bedrijven / sectoren met een laagdrempelige markttoetreding.
Nefast is dat deze bedrijven evengoed schaarse middelen aantrekken zoals goedkoop geld, grondstoffen en personeel hetgeen het inflatoir effect vergroot. Hoeveel bedrijven zijn dit? Naargelang de gehanteerde definitie betreft dit 8 tot 12% van alle bedrijven in Nederland. Zij verstoren het economisch evenwicht. Ik vergelijk het met een beukenhaag. Om deze gezond te houden moet men jaarlijks dorre takken wegsnijden. Dit is niet anders voor een gezonde economie.
Wat de betreft de maakindustrie in Nederland en Europa kunnen we stellen dat deze zich terug op pre-Corona niveau bevindt. Een hindernis is de verstoring van de waardeketen , zodat grondstoffen en halffabricaten niet tijdig kunnen geleverd worden. Denk maar even aan het wereldwijd tekort aan halfgeleiders.
Heel wat productielijnen, bijvoorbeeld in de Automotive moeten stilgelegd worden. Wij voorspellen dan ook dat Duitsland hierdoor een industriële recessie tegemoet gaat. Het betreft hier een A-typische recessie want een recessie wordt normaal veroorzaakt door een gebrek aan vraag naar producten, hier gaat om de aanbod-zijde niet niet kan volgen.
Een 4e obstakel is de steeds oplopende inflatie. Duitsland gaf enkele dagen geleden aan dat de inflatie 6% bedraagt. Christine Lagarde blijft maar volhouden dat dit een tijdelijk effect betreft. De economisch wetenschap kent alleen maar tijdelijke fenomenen, dus ook de inflatie.
Natuurlijk mag men hier de politieke factor niet onderschatten. Moest de ECB in haar communicatie aangeven dat de inflatie niet tijdelijk zou zijn , betekent dit tegelijkertijd dat de korte termijnrente opgetrokken moet worden. Het gevolg hiervan zou zijn dat banken het aantal dubieuze debiteuren zien stijgen wat afwaarderingen met zich zou meebrengen.
De FED zit anders in de wedstrijd en is zinnens om op de korte termijn de rente te laten stijgen. Dit betekent dat de EURO deprecieert t.o.v. de dollar waardoor de import van grondstoffen en energie (meestal in USD uitgedrukt) nog duurder wordt. Dit wordt geïmporteerde inflatie genoemd waardoor men in een opwaartse spiraal van prijsstijgingen terechtkomt. De uitdaging voor de nabije toekomst is het feit of bedrijven al dan niet hun hogere kosten kunnen doorrekenen aan hun afnemers.
Is dit niet mogelijk betekent dit margedruk of verlies van marktaandeel. De transportkosten vliegen de pan uit. Enkele jaren geleden was het duurder om een container van Rotterdam naar Limburg te vervoeren dan een container van de haven van Rotterdam naar Shanghai te verschepen. Nu zitten we op prijsniveaus van 20.000 USD voor het laatste. Het lijkt niet onverstandig om onze waardeketen korter te maken en de productie dichterbij te laten gebeuren, maar gaat de eindafnemer de factuur van de hogere loonkosten willen betalen?
Binnen de branchevereniging VCMB zijn de kernwoorden voor mij:
Verbinding, Kennisoverdracht, networking en het verenigen van de krachten met het oog op het vergroten van VCMB’s zichtbaarheid als economische stakeholder.