Interview Raymond Arnoldus – Bierens Incasso Advocaten Buitengerechtelijke incassokosten: in de spagaat bij handelsvorderingen
Wanneer niet binnen de betaaltermijn wordt betaald, heeft de crediteur recht op een compensatie van de buitengerechtelijke incassokosten. Hij moet namelijk extra kosten maken om de vordering alsnog betaald te krijgen. Voor deze buitengerechtelijke incassokosten is er een verschil tussen consumentenvorderingen en handelsvorderingen, maar in de wetgeving en de rechtbank is dat onderscheid niet altijd aanwezig. Hierdoor wordt tijdige betaling in het handelsverkeer niet voldoende gestimuleerd, wat vaak behoorlijk nadelig is voor crediteuren. Tijd dus voor verandering.
Het effect van te laat betaalde facturen
In de handelspraktijk worden de meeste goederen en diensten geleverd en verstrekt voordat zij worden gefactureerd. Voor de
betaling van deze facturen wordt de schuldenaar een al dan niet op voorhand afgesproken betaaltermijn gegund. Het niet-tijdig
betalen leidt met name bij schuldeisers in het mkb tot onvoorspelbare kasstromen. Bovendien leidt het tot investeringen en
kosten om achter de wanbetaler aan te gaan en mogelijk tot kosten voor financiering. Voor elke dag dat in Europa een betalingsachterstand wordt weggewerkt, kan € 158 miljoen worden bespaard op financieringskosten. De bijkomende kasstroom kan 6,5 miljoen extra banen ondersteunen, aldus een resolutie van het Europees Parlement. Er is dus voldoende belang om tijdige betaling te stimuleren. Bovendien heeft de wetgever op grond van de EU-richtlijn over betalingen bij handelstransacties de bijzondere verantwoordelijkheid om een klimaat te scheppen dat tijdige betaling bevordert. De voorwaarden daarvoor zijn:
1. duidelijke regels over de betaaltermijn;
2. ruim voldoende compensatie van buitengerechtelijke kosten;
3. afdwingbare sanctie via de rechter als tijdige betaling is uitgebleven.
De huidige regels op dit gebied én de wijze waarop rechters ze toepassen, zijn niet voldoende.
Richtlijnen betalingsachterstanden
In 2011 is met de implementatie van ‘de richtlijn betalingsachterstanden’ de wet op diverse punten aangepast. Hierbij is een
betaaltermijn van 30 dagen de wettelijke norm geworden voor de verschuldigdheid van vertragingsrente. Voor het groot- en
middenbedrijf is het niet toegestaan om een betaaltermijn van langer dan 60 dagen af te spreken met het kleinbedrijf.
Recent is nog een wetvoorstel ter consultatie gegaan om deze termijn verder te beperken tot 30 dagen. Voor andere ondernemingen is het slechts onder omstandigheden toegestaan om een langere termijn dan 30 dagen contractueel af te spreken. Dat klinkt als een goede oplossing, maar het staat of valt met de mogelijkheid van schuldeisers om de tijdige betaling af te dwingen of het gedrag van de schuldenaar te beïnvloeden. Zoals dus met het vorderen van rente en buitengerechtelijke incassokosten.
Contractsvrijheid over buitengerechtelijke incassokosten bij handelsvorderingen
Er is een onderscheid tussen buitengerechtelijke incassokosten voor consumentenvorderingen en voor handelsvorderingen.
Voor consumentenvorderingen zijn sinds 1 juli 2012 de buitengerechtelijke incassokosten vastgesteld. De incassokosten worden berekend volgens een staffel en zijn bovendien aan een maximum gebonden. Van deze incassostaffel (BIK) kan niet in het nadeel van de consument worden afgeweken. Bij handelsvorderingen is afwijking van de BIK wél mogelijk, als dit door partijen contractueel is overeengekomen. Aangezien geen minimumbedrag aan incassokosten is vastgesteld, is het in beginsel mogelijk de incassokosten contractueel te beperken tot een maximumbedrag van € 40, ongeacht de omvang van de vordering.
Hoewel de verschuldigdheid van rente bij niet-tijdige betaling niet contractueel is uit te sluiten, kunnen partijen wel afspraken maken
over de hoogte van het rentepercentage. Contractueel kan aldus worden geregeld dat een schuldeiser bij niet-tijdige betaling van een handelsvordering nauwelijks wordt gecompenseerd voor eventuele incassowerkzaamheden. Is er contractueel niets geregeld, dan is de vergoeding van incassokosten niet meer dan de staffel die in het leven is geroepen om consumenten te beschermen.
Hoogte buitengerechtelijke incassokosten in de praktijk
In de praktijk zien we echter dat rechters de staffel (BIK) voor consumentenvorderingen ook bij handelsvorderingen toepassen. Ook als er contractueel andere afspraken zijn gemaakt. Een onwenselijke situatie, want de BIK is bedoeld om consumenten te beschermen, terwijl bij handelstransacties schuldeisersbescherming het uitgangspunt is. Wanneer rechters de BIK volgen bij zakelijke incasso’s, wordt de positie van schuldeisers tekortgedaan. De BIK is namelijk niet voor alle bedrijven toereikend. Sommige ondernemingen hebben hun buitengerechtelijke inning van handelsvorderingen grotendeels geautomatiseerd, maar dat geldt lang niet voor alle ondernemingen. Daarbij is er ook een grote groep ondernemingen met handelsvorderingen waarvan het buitengerechtelijke traject vaak erg complex is. Bijvoorbeeld doordat er op individueel niveau is gecontracteerd, de exacte afspraken niet direct duidelijk zijn en ook de aard en omvang van de vordering niet direct eenvoudig kan worden vastgesteld. Wanneer sprake is van een internationale vordering speelt ook taal, het toepasselijk recht en de bevoegde rechter bij de werkwijze in het buitengerechtelijke traject een rol. Dit vereist maatwerk en de BIK is dan niet toereikend om de kosten te dekken.
Commercieel Risico
Als deze ondernemingen contractueel wel kostendekkende incassokosten zijn overeengekomen, lopen zij in een procedure een reële kans dat deze kosten toch tot de consumentenstaffel worden gematigd. Hierdoor worden gerechtelijke stappen ineens een stuk minder aantrekkelijk. Het is namelijk de vraag in hoeverre een schuldeiser bereid is om een commercieel risico te nemen voor de inning van enig bedrag bovenop de hoofdsom. Voor zover die drempel is genomen en betaling van rente en kosten uitblijft, zijn de vorderingen vaak praktisch niet afdwingbaar. Als een factuur van € 4.000 ongeveer een maand te laat is betaald, zouden de incassokosten volgens de BIK en wettelijke
handelsrente circa € 550 bedragen. Het in rechte afdwingen van dit bedrag vereist een investering van meer dan dit bedrag aan griffierechten en andere bijkomende kosten, dit nog los van daadwerkelijke kosten voor de incassowerkzaamheden. Hierdoor haken veel crediteuren af en aanvaarden de schade van het buitengerechtelijke traject indien alleen de hoofdsom is voldaan. Om een klimaat te scheppen dat tijdelijke betaling bevordert, is het belangrijk dat het voor ondernemingen financieel interessant is om gerechtelijke stappen te nemen bij een te late
betaling. Er moet een reëel bedrag aan incassokosten kunnen worden gevorderd, dat recht doet aan de kosten die een crediteur moet maken. De BIK-staffel voldoet daar niet aan.
B2B-Staffel voor buitengerechtelijke incassokosten
Daarom pleit ik voor een aparte B2B-staffel voor buitengerechtelijke incassokosten. Gezien de gedachte van schuldeisersbescherming bij handelstransacties, zou dit een bedrag aan incassokosten moeten betreffen, waarvan contractueel niet ten nadele van de schuldeiser mag worden afgeweken. Idealiter zou de wetgever een besluit nemen waarin een dergelijke staffel is opgenomen. Mocht de wetgever deze handschoen niet (tijdig) oppakken, dan kan de markt hier ook deels in voorzien. De rechter matigt nu de contractueel overeengekomen buitengerechtelijke incassokosten tot de staffel voor consumenten omdat zij die redelijk acht. Wanneer belangenverenigingen zoals de VVCM en het VCMB een eenduidig standpunt innemen over wat in ieder geval redelijk is, zou de rechter in beginsel niet verder moeten matigen dan een dergelijke staffel. Een staffel voor buitengerechtelijke incassokosten in handelsvorderingen is daarmee een goede vervolgstap naar beter betaalgedrag.
Auteur: Raymond Arnoldus – Bierens Incasso Advocaten