Griffiekosten onder vuur: oppositie wil verdere verlaging van de drempel voor een rechtszaak
Politieke partijen en beroepsorganisaties noemen de door het kabinet voorgestelde aanpassing van de griffierechten nog geen voldoende garantie voor een evenwichtige toegang tot het recht. Oppositiepartijen SP en GroenLinks vinden de lagere tarieven in het nieuwe stelsel niet laag genoeg. Ook de Raad voor de rechtspraak dringt aan op een beter plan.
De Tweede Kamer behandelt woensdag een wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz). Griffierechten zijn het bedrag dat een procederende partij aan de rechtbank moet betalen om onder rechterlijke dwang een vordering bij een bedrijf of particulier te kunnen incasseren, bijvoorbeeld bij wanbetaling. Algemeen leeft de wens de hoogte van het griffierecht meer in overeenstemming te brengen met de hoogte van de vordering. Maar over de uitvoering verschillen de meningen.
In het huidige systeem bestaan drie categorieën. Voor vorderingen tot 500 euro is het tarief voor rechtspersonen 124 euro en voor natuurlijke personen 83 euro. Problematisch is de tweede categorie, voor vorderingen tussen 500 en 12.500 euro. Daar bedragen de tarieven respectievelijk 499 euro en 236 euro. Dat betekent dat een zelfstandige ondernemer (een rechtspersoon) bij een vordering van 501 euro nu 499 euro aan griffierechten moet betalen. Reden voor veel midden- en kleinbedrijven om van een rechtsgang af te zien: het loont niet de moeite. In de derde categorie, boven de 12.500 euro, zijn de griffierechten nu 996 (bedrijf) en 499 euro (particulier).
Het kabinet brengt met de wetswijziging meer differentiatie aan in de tarieven, waarbij het uitgangspunt is dat de hele operatie ‘budgetneutraal’ moet zijn. De categorie van 500 tot 12.500 euro wordt opgesplitst in vier nieuwe categorieën, waardoor het griffierecht uit het genoemde voorbeeld (een vordering van 501 euro) voor een rechtspersoon straks 312 euro bedraagt en voor een natuurlijke persoon 208 euro. Vanaf 5.000 euro gaan de tarieven stevig omhoog, om daarmee de wetswijziging de bekostigen.
SP-Kamerlid Michiel van Nispen merkt op dat in het wetsvoorstel de griffiekosten voor rechtspersonen procentueel veel sterker worden verlaagd dan die voor natuurlijke personen. Hij stelt per amendement voor ook de kosten voor burgers met een gelijk percentage te verlagen en dat te financieren uit een hoger toptarief voor zaken boven een miljoen euro. Verder vindt hij de voorwaarde dat de hele operatie geen geld mag kosten, zoals minister Sander Dekker (Rechtsbescherming, VVD) eist, getuigen van ‘de blik van een boekhouder in plaats van iemand die moet opkomen voor de toegang tot het recht’.
Ook Kamerlid Niels van den Berge (GroenLinks) vindt dat de herverdeling niet ver genoeg gaat. ‘De griffierechten voor multinationals kunnen flink hoger, om lagere tarieven voor burgers, kleine zelfstandigen en zaken met gesubsidieerde rechtsbijstand mogelijk te maken.’ Dat de rekensom voor Dekker dan anders uitvalt, omdat er nu eenmaal veel meer kleine dan grote zaken zijn, zou niet moeten uitmaken. ‘Op voorhand een kloppende rekensom krijgen, is heel ingewikkeld. Laten we gewoon beginnen’, zegt Van den Berge.
De Raad voor de rechtspraak ziet ook ruimte voor ‘een fors hogere heffing van griffierecht in zeer grote handelszaken’ en bepleit ‘natuurlijke personen in het segment 2.500 – 5.000 euro meer tegemoet te komen’. De Orde van Advocaten is positief over de verlaging, maar noemt de verhoging van tarieven voor vorderingen boven de 5.000 euro ‘buitenproportioneel’. De Orde vraagt zich af of het voorstel van het kabinet wel goed is doorgerekend. ‘Het uitgangspunt dat de voorstellen budgetneutraal zijn, wordt nergens met cijfers onderbouwd.’
De regeringspartijen steunen het wetsvoorstel, maar zij hebben in zowel de Tweede als de Eerste Kamer geen meerderheid. Het nieuwe tariefstelsel maakt ook geen deel uit van het regeerakkoord, waarin juist stond dat aan de griffierechten niets zou worden veranderd. SP en GroenLinks hopen daarom dat de coalitie nog openstaat voor aanpassingen. Kamerlid Maarten Groothuizen van regeringspartij D66: ‘Niets is in beton gegoten, maar het is een misvatting dat alleen rijke mensen hoge vorderingen hebben. We moeten niet de ene oneerlijkheid inruilen voor een andere.’
Bron: Volkskrant.nl