Dick Kruiswijk – Syncasso De rol van de schuldeiser in de brede schuldenproblematiek
Lijdend voorwerp of leidend tot een oplossing?
Er is veel aandacht voor de armoede- en schuldenproblematiek. Rabobank presenteerde het rapport Minder Schade door Schuld, samengesteld door de Argumentenfabriek, met een met een visie op schuldsanering die erop neer komt dat de termijn om de schuld te saneren te belastend is voor de debiteur en nauwelijks iets oplevert voor de schuldeiser. In het CBS-rapport Schuldenproblematiek in beeld werd voor het eerst de omvang van geregistreerde problematische schulden vastgesteld. Deloitte voorspelde in opdracht van SchuldenLabNL een ‘boeggolf’ van additionele schuldenproblematiek door Covid-19.
Een greep uit de publicaties die de afgelopen maanden over de aanpak van (problematische) schulden verschenen. De schuldenaar staat daarin uiteraard centraal. Maar merkwaardig genoeg speelt de schuldeiser in geen van de publicaties een rol van betekenis.
Achteraf betalen
De totale omzet van het Nederlandse bedrijfsleven beloopt zo’n € 1.500 miljard. Daarvan wordt € 640 miljard[1] geleverd op krediet. Een kwart daarvan wordt te laat betaald. Dankzij goed creditmanagement wordt uiteindelijk maar een kleine 2% als oninbaar worden afgeschreven. Dat lijkt mee te vallen, maar in de crisis van 2008 was niet minder dan 25% van de faillissementen te wijten aan wanbetaling.
Hoe pakt dat uit in de huidige crisis? Terwijl de marges krapper worden, hakt het afschrijven van onbetaalde omzet extra hard op de marge in. Voor elke duizend euro die moet worden afgeschreven moet bij een vijf procent marge twintigduizend euro nieuwe omzet gerealiseerd worden om dat te compenseren. Minnelijke- en wettelijke schuldsaneringsvoorstellen komen vaak niet verder dan een percentage van de vordering voor de schuldeiser. Tegen finale kwijting.
Werkgelegenheid en krediet
De eerdergenoemde € 640 miljard, is het equivalent van ca. 2.3 miljoen arbeidsplaatsen rekent SEO uit voor het VCMB Creditmanagement Waardenonderzoek. Een toename van één procent oninbare vorderingen kost dan 23.000 arbeidsplaatsen. Dat is twee keer zo veel als er bij Philips in Nederland werken. Als het oninbaar percentage met 1,5% toeneemt, is het verlies van arbeidsplaatsen vergelijkbaar met het complete personeelsbestand van KLM. De waarde van goed creditmanagement om de schade in de huidige crisis te beperken is evident. De sociale impact en maatschappelijke kosten van het verlies aan arbeidsplaatsen alleen al in aanmerking genomen. In dat kader is het lastig te begrijpen waarom de kennis en ervaring van de creditmanagent professionals zo weinig betrokken worden in de plannen voor de bestrijding van de armoede en schuldenproblematiek.
Versnippering
De gedecentraliseerde schuldhulpverlening brengt met zich mee dat de schuldhulp niet alleen is versnipperd, maar ook dat inzicht in de kosten en het rendement van de schuldhulp ontbreekt. CBS[2] rapporteerde dat er meer dan 650.000 huishoudens met geregistreerde problematische schulden zijn. Daarvan zijn er 106.000 in beeld bij de schuldhulpverlening. De resterende 500.000 huishoudens zijn uiteraard wel in beeld bij de creditmanagers van hun schuldeisers, die hun achterstanden zien oplopen. Naast de 355 gemeenten die aan 106.000 huishoudens schuldhulpverlening bieden, stonden daarnaast 255.000 mensen onder beschermingsbewind. Dat aantal is de laatste jaren enorm gegroeid. Inmiddels zijn daar ruim 1.800 bewindvoerders voor aangesteld.
Informeren en communiceren
Kortgeleden sprak ik vijftien creditmanagers van verschillende (middel)grote organisatie. Die vertelden dat ze speciale teams hebben ingericht om al die instanties te informeren over de achterstanden bij hun organisatie en te reageren op voorstellen om betalingsachterstanden op te lossen. Waarbij de kwaliteit van de informatie en de voorstellen qua onderbouwing en perspectief – voorzichtig uitgedrukt – geregeld te wensen over liet. De vraag werd hardop gesteld hoeveel de organisatie daarvan mag kosten, in het licht van de marginale opbrengsten uit de schuldsaneringen. Collectief schuldregelen wordt door de besparing op de beheerskosten dan ineens een aantrekkelijk alternatief. Met de kanttekening dat kleinere organisaties daar heel anders tegenaan kijken, vanwege de impact van de afschrijvingen op hun eigen continuïteit.
Vroegsignalering
Gemeenten moeten per 2021 gegevens van burgers met betalingsachterstanden in een vroeg stadium aangeleverd krijgen door woningcorporaties, energie- en drinkwaterbedrijven en zorgverzekeraars. Hierdoor krijgen gemeenten mensen met schulden tijdig in beeld en kunnen ze zo nodig sneller schuldhulpverlening aanbieden. Althans, dat is de gedachte achter de wijziging van de Wet Gemeentelijke Schuldhulpverlening. Hoe gemeenten uit die maandelijks aanzwellende stroom van data relevante informatie gaan maken om vroeg te signaleren dat er probleemschulden aan het ontstaan zijn, is voor de meeste gemeenten nog een puzzel. Of de gemeenten het qua schuldhulpverleningscapaciteit aankunnen om iedereen die dat nodig heeft vervolgens hulp aan te bieden, laat zich raden. De combinatie van die twee omstandigheden levert een probleem op met de AVG. Als er niets met de persoonsgegevens gedaan wordt, mag je ze niet verstrekken. Maar hoe zou je dat kunnen weten als gegevensverstrekker?
Duurzame oplossingen
De kosten voor de organisatie en uitvoering van de schuldhulpverlening in Nederland zijn onbekend. Daar komen de directe kosten voor de afschrijvingen door schuldsanering bovenop. Naast de indirecte kosten om te informeren en communiceren over achterstanden. En om de gemeenten te voorzien van achterstandsinformatie in het kader van vroegsignalering.
Over het rendement van al die kosten weten we eveneens weinig. NVVK citeert een rapport uit 2011 waarin ze stellen dat investeren in schuldhulpverlening de gemeenten veel geld bespaart, met name op de kosten van bijstandsuitkeringen. Maar of het voor de schuldeiser tot een duurzame verbetering van het betalingsgedrag leidt is tot op heden nooit aangetoond. De controlegroepen met en zonder vroegsignalering vertoonden in recente pilots geen significante verschillen.
In Nederland is nog nauwelijks onderzoek gedaan naar de effectiviteit van interventies[3]. We weten niet goed wat het effect is van ons handelen om gezond financieel gedrag te bevorderen. En voor zover er wel inzicht is, zijn de resultaten teleurstellend. Voor de meeste interventies geldt dat ze het financiële gedrag niet of nauwelijks positief beïnvloeden. Het WRR-rapport uit 2016 waarin dit geconstateerd werd, heeft tot op heden nog niet geleid tot concrete beleidsaanpassingen.
Samenwerking in de schulddienstverleningsketen
De Nederlandse Schuldhulp Route, het NVVK-Schuldenknooppunt en Schuldenwijzer van de KBvG zijn belangrijke initiatieven die elkaar kunnen aanvullen en versterken. Een structurele samenwerking van die partijen kan een vliegwiel op gang brengen dat ervoor zorgt dat alle partijen in de schulddienstverleningsketen daar gebruik van gaan maken.
Door de actieve betrokkenheid in de drie eerdergenoemde initiatieven van de banken, de grote vaste lastenpartijen en hun professionele creditmanagementpartners, komt behalve financiële ondersteuning ook capaciteit beschikbaar om de communicatie- en werkprocessen te uniformeren en automatiseren. Waardoor er ruimte ontstaat voor investeringen die bijdragen aan een duurzame verbetering van het betalingsgedrag.
De creditmanagement-brancheverenigingen moeten samen met de werkgeversorganisaties aan de verantwoordelijke minister(s) vragen om samenwerking in de schulddienstverleningsketen te stimuleren en honoreren. Specifiek voor partijen met ogenschijnlijk tegengestelde belangen. Als dat leidt tot een effectievere bestrijding van de schuldenproblematiek en duurzaam verbeterd betalingsgedrag, wie kan daar dan tegen zijn?
Bron: Creditmanager